1. Overzicht
Model: 03106620
Toepasbare apparatuur: ASM SIPLACE CP20P plaatsingskop (veelal gebruikt in SIPLACE X-serie en D-serie plaatsingsmachines)
Kernfunctie: Tijdens het plaatsen met hoge snelheid worden elektronische componenten stabiel opgepakt en geplaatst door middel van het vacuümadsorptieprincipe. Dit garandeert een nauwkeurige en efficiënte plaatsing.
2. Kernfuncties
Vacuümadsorptie: er wordt een negatieve druk gecreëerd waardoor het mondstuk de componenten (zoals weerstanden, condensatoren, IC's, enz.) stevig kan adsorberen.
Snelle respons: ondersteunt de hoge snelheid van de plaatsingsmachine (bijvoorbeeld boven 30.000 CPH) en de pick-and-place-actie wordt in milliseconden voltooid.
Instelbare druk: past zich aan componenten van verschillende afmetingen en gewichten aan (zoals kleine 0201 componenten of grote BGA).
Coördinatie van meerdere spuitmonden: sommige configuraties ondersteunen onafhankelijke vacuümregeling van meerdere spuitmonden voor meer flexibiliteit bij de plaatsing.
3. Werkingsprincipe
3.1 Gebaseerd op het Venturi-principe
Invoer van perslucht: gas onder hoge druk (0,4~0,6 MPa) komt via de luchtinlaat de generator binnen.
Bij een hogesnelheidsluchtstroom ontstaat er een negatieve druk: wanneer de luchtstroom door een nauw kanaal stroomt, neemt de snelheid toe en ontstaat er een gebied met lage druk in de vacuümkamer. Het bestanddeel wordt vervolgens via het mondstuk geadsorbeerd.
Onderdeel losmaken: het magneetventiel schakelt de luchtstroomrichting om, sluit het vacuüm af of blaast kortstondig lucht, zodat het onderdeel loskomt van het mondstuk en nauwkeurig wordt gemonteerd.
3.2 Werkstroom
tekst
Perslucht → Venturikamer → Vacuümadsorptie → Componenten oppakken → Naar PCB verplaatsen → Componenten loslaten → Montage voltooien
4. Veelvoorkomende fouten en oplossingen
4.1 Onvoldoende vacuüm (onstabiele opname of daling van componenten)
Mogelijke redenen:
Onvoldoende persluchtdruk (minder dan 0,4 MPa).
Het mondstuk is verstopt of versleten (vervorming van de opening).
Lekkage in de vacuümleiding (veroudering van de afdichtring of losse verbindingen).
De vacuümgenerator is inwendig vervuild (stof, resten soldeerpasta).
Oplossing:
Controleer de luchtdruk en stel deze af op ongeveer 0,5 MPa.
Maak het mondstuk schoon of vervang het (zorg ervoor dat er geen verstopping is).
Controleer de dichtheid van de luchtleiding en vervang de beschadigde O-ring of luchtleiding.
Demonteer de vacuümgenerator en reinig de binnenkant met watervrije alcohol.
4.2 Het vacuüm kan niet worden gesloten (het onderdeel wordt niet vrijgegeven)
Mogelijke redenen:
Defect magneetventiel (doorgebrande spoel of vastzittende klepkern).
Abnormaal besturingssignaal (PLC- of I/O-moduleprobleem).
De interne klepbehuizing van de vacuümgenerator is beschadigd.
Oplossing:
Test het magneetventiel aan en uit en vervang de defecte klepbehuizing.
Controleer of het besturingssignaal van de plaatsingsmachine normaal wordt uitgevoerd.
Als de interne klepbehuizing beschadigd is, moet de gehele vacuümgenerator (03106620) vervangen worden.
4.3 Abnormaal geluid (fluiten of trillen van de luchtstroom)
Mogelijke redenen:
De uitlaatdemper is stuk of valt eraf.
De luchtdruk is te hoog (meer dan 0,6 MPa).
Interne slijtage van de vacuümgenerator (de venturibuis is vervormd).
Oplossing:
Controleer of de uitlaatdemper goed gemonteerd is en vervang hem indien nodig.
Stel het drukreduceerventiel zo in dat de luchtdruk stabiel blijft op 0,4~0,6 MPa.
Als de interne structuur beschadigd is, moet de vacuümgenerator vervangen worden.
5. Onderhoudsmethoden
5.1 Dagelijks onderhoud
Reinigen van het zuigmondstuk en de vacuümleiding:
Veeg de zuigmond dagelijks af met een stofvrije doek met watervrije alcohol om achtergebleven soldeerpasta of vloeimiddelresten te voorkomen.
Reinig de vacuümleiding met een luchtpistool om stofophoping te voorkomen.
Controleer de stabiliteit van de luchtdruk:
Zorg ervoor dat de luchtdruk binnen het bereik van 0,5 ± 0,1 MPa ligt.
Kalibreer regelmatig met een barometer.
5.2 Regelmatig onderhoud (aanbevolen eens per 3 maanden)
Verwijder de vacuümgenerator:
Schakel de luchtbron uit, ontkoppel de luchtleiding en de elektrische interface.
Verwijder de bevestigingsschroeven en verwijder voorzichtig de generator.
Interne reiniging:
Reinig de Venturi-kamer met een ultrasoonreiniger (of alcohol en zachte borstel).
Controleer of de O-ring verouderd is en vervang deze indien nodig (raadpleeg de handleiding met het ASM-reserveonderdeelnummer).
Opnieuw installeren en testen:
Voer na de installatie de vacuümkalibratieprocedure uit (raadpleeg de handleiding van de SIPLACE-software).
Test de adsorptie en afgifte met een standaardelement om te zien of deze normaal zijn.
5.3 Aanbevelingen voor het vervangen van reserveonderdelen
Aanbevolen originele reserveonderdelen: ASM 03106620 (om compatibiliteit te garanderen).
Vervanging door derden: controleer of de interfacegrootte, vacuümgraad en reactietijd overeenkomen.
6. Technische parameters (referentie)
Parameterspecificatie
Werkluchtdruk 0,4~0,6 MPa
Vacuümgraad -60 kPa ~ -80 kPa
Reactietijd ≤10 ms
Interfacetype G1/8 inch schroefdraad of snelkoppeling
Omgevingstemperatuur 5~40°C
Levensduur Ongeveer 500.000 cycli (afhankelijk van onderhoud)
7. Voorzorgsmaatregelen
Gebruik geen perslucht die olie of vocht bevat, dit kan interne corrosie of verontreiniging van de componenten veroorzaken.
Bij het monteren van zeer kleine componenten (zoals 01005) moet de vacuümgraad worden verlaagd om te voorkomen dat de componenten wegvliegen.
Wanneer de machine gedurende een langere periode is uitgeschakeld, moet de luchtweg worden afgezogen en de interface worden afgedicht om te voorkomen dat er stof binnendringt.